Delfia Batavorum logo

Belgische chocolade

Ik moet een jaar of acht/negen geweest zijn. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw speelt deze gebeurtenis. We woonden in de Warmoezierstraat op een bovenhuis, opa in de voorkamer aan de straat-kant. Vader en moeder waren bij hem ingetrouwd. Tot aan zijn dood zou hij bij ons blijven wonen. Elke dag liepen mijn broertje en ik samen naar school. De gereformeerde Elout van Soeterwoude-school aan de Spoorsingel. De school lag recht tegenover de brug naar de Binnenwatersloot en tegen-over de spoorweg overgang. Wanneer de spoorbomen dicht waren konden we naar de treinen kijken. Over de brug tussen de tramrails stond altijd een agent met een klapbord, het verkeer te regelen.
Elke dag liepen mijn broertje en ik samen naar school. Gekleed in onze, door moeder zelf gemaakte korte broek, met een bloes, ook door moeder gemaakt. De route was simpel: de straat uit, met links de bakker en rechts de ijzerhandel. Om de hoek de fietsenmaker en de kapper. Dan door de Havenstraat met een kruidenier, de kaasgroothandel, de melkboer en Jamin. Naast de school De IJspegel, met echt schepijs.
Naast al die vaste winkels had je natuurlijk ook de ambulante handel: de lorrenboer, de olieman, in het seizoen de haringman en natuurlijk de groenteman met paard en wagen. De laatste hield van een borreltje. Tegen het einde van zijn wijk kwam het voor, dat hij in slaap viel op de bok. Geen probleem: het paard kon alleen de weg naar de stal ook wel vinden.

Wanneer de spoorbomen dichtgingen konden de voetgangers door het tunneltje. Een onderdoorgang onder het spoor vanaf de Spoorsingel tot voor de brug over de oude vestinggracht. Ook kon je je fiets meenemen aan de hand, in zo’n betonnen gleuf aan de zijkant van de traptreden. Voor ons als kinderen was dat een geweldige speelplek. Je nam een holle sleutel, een spijker en je schraapte het kruit van een aantal lucifers, waarmee je de holle sleutel vulde. Spijker in de holle sleutel, touwtje aan de spijker en de sleutel en dan hard tegen de muur slaan van het tunneltje. De klap weergalmde door het tunneltje. Soms was het erg druk voor de spoorbomen. Wanneer er meerdere treinen moesten passeren bleven de spoorbomen lang dicht. Voor de spoorbomen aan beide zijden van het spoor, op de Phoenixstraat, op de Binnenwatersloot, was het één grote opstopping van handkarren, paard en wagens, mandfietsen en auto’s. Daartussen fietsers, die niet door het tunneltje wilden.

Mijn broertje en ik hadden een boodschap gedaan in de stad. We mochten van vader Belgische repen chocolade halen bij een luxe groeteboer op de hoek van de Binnenwatersloot/Oude Delft. Dat was heel bijzonder, want veel geld hadden we niet. We stonden te wachten voor de spoorbomen en te kijken naar al dat verkeer. In het bijzonder naar het paard van de groenteboer. Je ziet niet zo veel dieren in de stad en zo’n trekpaard is toch wel heel speciaal. Het doodgaan van een dier is iets, wanneer dat ge-beurt, dat je als stadsjongen in jaren vijftig eigenlijk niet kent. Uit verhalen van opa weet je dat het gebeurt, maar het staat ver van je af. IIn het gedrang voor de spoorbomen ontstond plotseling grote commotie. Het paard van de groenteboer was blijkbaar geschrokken en stormde rechtsaf de stoep op, naar de ingang van het tunneltje. De groentekar achter zich aanslepend. Geen houden meer aan, paard en wagen stortten de trappen van het tunneltje af. Als een wonder waren er geen mensen gewond. Het paard echter was er vreselijk aan toe en moest worden afgemaakt. De agent van het klapbord schoot het beest door het hoofd. De klap weergalmde door het tunneltje.

Daar stonden twee jongentjes vlakbij het dode paard. Twee jongentjes uit de stad, overstuur naar huis. In tranen. Gelukkig was er de Belgische chocolade om te troosten.
door Arie Pieter Hoogendam

Zoeken



Agenda

zaterdag 14 december 2024
Een spannende afsluiter van het jaar- lezing door Jeroen Windmeijer
Meer op de agenda

Lid worden?

Wilt u lid worden? Geef u dan op via dit formulier.